Geef kansarme kinderen in Rehoboth Namibië een hoopvolle toekomst
Bel ons: 06 543 974 85

Hoop voor de toekomst

Toen ik afgelopen maandag met Annemieke in de badkamer stond vroeg ze, vanmorgen tijdens de vergadering, toen zei je dat je geïrriteerd was… waar ging dat over? Oh, antwoordde ik terwijl ze me aankeek, dat ging over het feit dat Michelle niet was komen opdagen vandaag, ik ben dat zat. En licht aarzelend, ze moet gewoon komen of er mee stoppen. Tja verzuchtte Miek, terwijl ze uit de slaapkamer liep, vind je het gek, dat meisje is de vreugde van het leven kwijt. Ze heeft geen ouders, geen broer of zus. Ze is zeventien jaar, heeft een kind en woont bij een oude oma. Die heeft niets om voor te leven. Waarom denk je dat ze altijd zo ongelukkig kijkt? Vind je het niet gek vervolgde Miek, dat het juist kinderen als Benni zijn die ons het meeste nodig hebben? Hoe denk je dat hij zich zal voelen nu Dion en Annalisa beiden uit huis zijn geplaatst? Iedereen is altijd boos op hem, de school, wij, zijn ouders. Hij zal zich behoorlijk in de steek gelaten voelen.

Terwijl Miek naar de slaapkamer liep bleef ik in de douche met mijn gedachten. Ik sloot mijn ogen, liet het water in mijn gezicht kletteren en dacht: de vreugde van het leven, wat is dat eigenlijk?

Er kwam een tekst uit Mattheus (11:28) in mij op die ik pas geleden in een boek van Kierkegaard had gelezen: ‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’ Volgens Kierkegaard is deze tekst om een aantal zaken zeer opmerkelijk. Waarvan ik er hier vier zal proberen weer te geven.                                                  

In de eerste plaats is het woord ‘Komt!’ opmerkelijk. Het klinkt bijna als een bevel. Eigenlijk is dat raar. Wanneer je ziek bent, dan ga je naar de dokter. Maar hier is iets speciaals aan de hand. Deze Dokter zoekt schijnbaar naar jou. ‘Komt!’ zoals de vader van de verloren zoon op de uitkijk staat, zo staat deze Dokter voor jou klaar en hij roept ‘Komt!’. Nog voordat jij naar Hem zoekt, zoekt Hij jou. Hij roept jou, die enkeling.                              

In de tweede plaats is het belangrijk om te zien dat Hij zegt ‘Komt tot Mij.’ Dat is heel specifiek. Je hoeft schijnbaar niet te zoeken of een eindeloze quest te ondernemen. Niet te puzzelen of te wachten. Nee je kunt naar één iemand toe, naar Hem. Naar Diegene die zegt ‘Komt tot Mij.’                                                                                                                

In de derde plaats is het wonderlijk dat Hij zich richt tot ‘Allen die vermoeid en belast zijn.’ Het betreft hier niet een selectie of een bepaald deel van de mensen. Nee allen mogen komen. Uit het woord allen spreekt iets onvoorwaardelijks. Je hoeft niet aan een verwachtingspatroon te voldoen, een examen af te leggen of een missie te volbrengen. Nee het ‘Allen die vermoeid en belast zijn’ stelt geen voorwaarden. Hij is voor iedereen toegankelijk zonder aanziens des persoon.                                                                      

In de vierde en laatste plaats is het bijzonder dat Hij zegt ‘en Ik zal u rust geven.’ Wij hoeven blijkbaar niet weg te gaan zoals bij een andere dokter wanneer we ons medicijn hebben gekregen. En ook zal Hij ons niet alleen laten met ons medicijn nadat Hij ons bezocht heeft. Nee Hij zal bij ons zijn en bij ons blijven en wij zullen rust vinden bij Hem.            

Toen ik hieraan dacht dwaalden mijn gedachten nogmaals af. Nu naar het gesprek nog niet zo lang geleden met de vrouw van een van de parlementariërs die hier op bezoek was. Ze vroeg aan mij: En, zijn er nog succesverhalen? Jullie hebben toch wel succesverhalen? Doelend op de kinderen uit ons programma. Natuurlijk, stamelde ik toen, we zijn weliswaar drie jaar bezig, maar de eerste jongen uit ons programma is inmiddels aan een baan geholpen, het is pas kort, maar tot nog toe gaat het goed. Gelukkig maar, sprak ze, want succesverhalen zijn belangrijk hoor.                                               

Succesverhalen… Het woord gonsde nu door mijn hoofd. Wat een stommiteit eigenlijk. Mijn gedachten vlogen naar Michelle die niemand meer heeft, naar Benni die van iedereen op zijn falie krijgt, naar Sikot die maar niet van zijn verslavingen afkomt. Hoe kan je in hemelsnaam van succesverhalen spreken als deze kinderen het bestaansrecht van het Kids Centre vormen? Kinderen die door vader, moeder, broer en zus verlaten zijn om wat voor een reden dan ook. Die uitgekotst zijn door de wereld en door satan worden gezift als tarwe. Die geen begrip van liefde kennen, maar altijd moeten strijden om te overleven. Moeten vechten voor hun bestaan, een bestaan wat louter aan elkaar hangt van tegenslag en vernedering. Een bestaan wat in onze ogen het vasthouden misschien niet eens waard is. Een bestaan dat misschien nog vasthoudt aan een dun sliertje hoop. Hoop op een betere toekomst, hoop…. misschien op leven. Hoop op een klein beetje vreugde in dit leven.

Beste Auke, zo dacht ik, wie houdt hen vast als jij, als jullie hen loslaten? Welke eisen stel jij eigenlijk allemaal voordat je een kind echt wilt helpen? En wat als ze daar niet aan voldoen? Laat je ze dan vallen? Geldt het ook niet een beetje voor jou dat ze een succesverhaal moeten worden? Wat als jij nu het laatste sprankje hoop bent die deze kinderen naar De Weg kunt wijzen? Sta jij nog op de weg om te roepen ‘Komt?’ Jij kunt hen weliswaar geen vreugde in het leven brengen, maar ze wel naar de Bron van leven brengen. Want daar is vreugde. De Bron waar allen die vermoeid en belast zijn mogen komen, onvoorwaardelijk en rust zullen vinden. Die Bron is het waard om tot de laatste snik te vechten voor hen die jou, die ons zijn toevertrouwd. En als het niet voor Michelle is, doe het dan voor Ingrid. En is het niet voor Petrina, doe het dan voor Rivaldo. Want ook zij hebben recht op een toekomst. Op een toekomst met vreugde. Een toekomst met en bij de Bron van vreugde. Pas dan is er werkelijk sprake van een hoopvolle toekomst.                                        

Beste lezer, nu even onder elkaar. Zijn wij nog een hoop voor de toekomst? Zijn wij er nog voor de Bennies en de Sikots in Block E? Staan wij, net als onze Heiland, op de weg uit te kijken naar de kinderen? Roepen wij ook komt allen? Horen wij nog de schreeuw om hulp wanneer we uitgescholden worden voor lani of boer? Zien we nog de nood die er schuil gaat achter het gefluit aan het hek of horen we enkel een onbeschoft kind? Hebben wij er echt alles aan gedaan om deze kinderen naar de Bron van vreugde toe te brengen? Tot onze laatste snik? Of moet het stiekem toch nog een succesverhaal worden?

188